Kofschippen/hellingen
Veel
schippers
uit de Friese havenplaatsen voeren in de 16de, 17de en 18de eeuw met hun
schepen naar de Oostzeelanden en langs de Franse, Spaanse en Portugese kust.
Maar dat ook Grou een
grote bloeiperiode gekend heeft, die te danken was aan deze kustvaart is minder
bekend.
Toch voeren in de tweede helft van de 18de eeuw enkele tientallen Grouster
schippers met hun kofschepen langs de Europese kusten. Na de winter voeren ze
vaak eerst in zuidelijke richting, de havens van de Oostzeelanden waren dan nog
niet ijsvrij, om o.a. zout, wijn en specerijen op te kopen en die vervolgens
via de Sont naar
de Oostzeelanden te brengen. Daar vandaan namen ze vaak hout en granen mee
terug naar Nederland.
Die kofschepen
werden op drie verschillende hellingen in Grou gebouwd en dat zorgde voor veel
werkgelegenheid. De hellingbazen zochten mensen die in deze schepen wilden
investeren. De investeerders kregen dan een aandeel in het kofschip. De
aandelen werden in de wijde omgeving van Grou gekocht.
Ook ontstond er een levendige
handel in deze aandelen. Zo kon je b.v. je 1/16 portie (aandeel) in een
kofschip verkopen in vier keer 1/ 64 portie. Deze bloeiperiode eindigde toen de
Franse legers in Nederland de dienst uitmaakten en Napoleon in 1806 het
Continentale stelsel invoerde.
Colofon
Bronnen: Archief Leeuwarder Courant en Tresoar