De Bining - De zitplaatsen

De Bining - De zitplaatsen
©: RT

In de Hervormde Gemeente in Easternijtsjerk was het de gewoonte, zoals in vrijwel alle plaatsen rondom, om de zitplaatsen in de kerk jaarlijks te verhuren. Dat betekende dat de gemeenteleden met de beste financiële middelen in staat waren om de mooiste plaatsen in de kerk te bezetten. Dat lijkt oneerlijk tegenover de ‘arme’ gemeenteleden, maar het was financieel vaak noodzakelijk.

Veel mensen vonden het onrechtvaardig en dat moest in de nieuwe Gereformeerde Kerk toch anders kunnen! Helaas, zoals zo vaak was ook hier de wens de vader van de gedachte, maar de werkelijkheid was anders. Het was onmogelijk om de nieuwe kerk financieel draaiende te houden zonder de verhuur van de zitplaatsen in de kerk en het houden van collecten voor de kerk tijdens de zondagse diensten, immers landerijen bezat de nieuwe kerk niet. Wel waren er de jaarlijkse vrijwillige bijdragen van de gemeenteleden.

De meeste gereformeerden waren tegen het verhuur van de zitplaatsen. Alle gemeenteleden zijn voor God gelijk en het kan daarom niet zo zijn dat rijkere gemeenteleden de mooiste plaatsen voor zich konden opeisen door een hoger bedrag te bieden voor een zitplaats. Hier moet bij worden bedacht dat de kerk toen nog een lang recht gebouw was met op het eind de kansel. Hoe dichter bij de kansel, hoe duurder de plaatsen geweest zullen zijn, gezien ook het ontbreken van een geluidsinstallatie. De achterste banken waren vrij, daar hoefde niet voor betaald te worden.

Het alternatief van zitplaatsenverhuur was echter hogere vrijwillige bijdragen en dat zag men ook niet echt zitten. Jaarlijks leverde immers de zitplaatsenverhuur tussen de 400 en 600 gulden op tegen 600 tot 1680 gulden (in 1919) aan vrijwillige bijdragen.

Vanaf 1904 is er zo nu en dan in de kerkenraad gesproken over de zitplaatsenverhuur, maar een besluit hierover werd niet genomen. Tot Meindert Zwart op 20 november 1919 het woord neemt in de kerkenraadsvergadering:

‘Bij Rondvraag brengt br. M. Zwart ter sprake de alhier nog steeds bestaande gewoonte dat een deel der zitplaatsen in de kerk bij opbod worden verhuurd. Hij beschouwt dit als een verkeerde gewoonte, die in de kerk des Heeren niet moest plaats hebben. In vele plaatsen is gedurende den laatsten tijd met dit stelsel gebroken, waarom hij dan ook voorstelt deze zaak ernstig te overwegen ten einde ook hier een regeling te kunnen krijgen, zooals in de naburige kerk te Nes is ingevoerd, alwaar de verschillende gezinnen hunne zitplaatsen bij elkaar hebben.’

Eigenlijk zijn alle kerkenraadsleden voor de invoering van familiebanken, vrije banken voelen de meesten niet veel voor omdat er al plaatsgebrek is. Besloten wordt om er in januari 1920 met de Commissie van Beheer over te spreken.

Op die vergadering blijkt vooral de blijdschap onder de aanwezigen dat het systeem van zitplaatsenverhuur kan worden afgeschaft. Het betekent wel dat de Commissie van Beheer bij alle gemeenteleden langs moet om vast te stellen wat de vaste bijdrage van iedereen kan zijn. Bij de indeling van de familiebanken zal ook rekening worden gehouden met ‘ouden van dagen en hardhorigen’. Ja, een geluidsinstallatie was er nog niet, zelfs geen elektriciteit!

De rondgang door de gemeente wordt een succes en in april kan de Commissie melden dat er f 3450,- aan vaste bijdragen is toegezegd, het dubbele van het jaar daarvoor. Er is ook een regeling uitgedokterd: ‘Er wordt besloten dat Zaterdag 1 Mei de hoofden van huisgezinnen verzocht worden om te loten over de banken. Onderlinge ruiling der banken zal dan nog geoorloofd zijn. De nieuwe regeling begint Zondag 9 Mei 1921.’

De Commissie van Beheer schrijft op 3 mei: ‘Den eersten Mei zijn de zitgelden geïnd waarmede de zitverhuringen haar einde voorlopig hebben gekregen. Vanaf dien datum treden de familiebanken in werking. Moge het zijn tot algemene tevredenstelling!’

Een aantal weken later blijkt dat over het algemeen de nieuwe regeling goed voldoet, dat er eerst ‘vele broeders stelselmatig uit de Kerk bleven’, maar dat er nu nog slechts een enkeling steeds afwezig is en ook iemand de kerkelijke bijdrage niet meer wil betalen. Deze broeders zullen door de ouderlingen bezocht worden.

Toch komt de commissie in november met een voorstel bij de kerkenraad tot een wijziging in de nieuwe regeling. Om te voorkomen dat er moeilijkheden ontstaan omdat gezinnen altijd maar op dezelfde plaats moeten zitten en nooit eens een betere plaats kunnen bemachtigen, stelt de commissie voor om twee keer per jaar vijf banken te verschuiven ‘alzoo dat No 1 op No 6 komt en zoo vervolgens’. Verschuiving zou moeten plaatsvinden in mei omdat er dan veel boerenarbeiders vertrekken en andere weer binnenkomen. Dat is ook de maand van de vele huwelijken. Een tweede verschuiving zou in januari kunnen. De banken kregen voor dit doeleinde ook een eigen nummer.

Het lijkt erop dat de wijziging een verbetering is, maar toch wordt er op de vergaderingen van de Commissie van Beheer steevast gesproken over ‘regeling der zitplaatsen’ of ‘wijziging der zitplaatsen’, bij binnenkomst van nieuwe gemeenteleden, bij huwelijken, vertrek enz. In 1924 lukt het de commissie om iets te regelen omdat de kerkenraad de commissie ‘de vrije beschikking had toegestaan over de zoogenaamde ‘Domineesbank’ en was het mogelijk een en ander naar genoegen te regelen’. Waar deze domineesbank stond, is niet meer na te gaan, maar die bank zal wel bestemd zijn geweest voor de vrouw en het gezin van de dominee.

Een tussenoplossing werd gevonden door in de banken een ‘uitschuif-zitplaats’ te creëren. Daarbij kon een plankje vanuit de bank in de richting van het looppad geschoven worden om zo weer een zitplaats erbij te hebben als het druk was. Ouderen vertellen bijvoorbeeld van de soldaten die in Indië hadden gediend die zo toch een plaatsje bij hun familie konden bemachtigen, een uitschuifplaats die tijdens hun diensttijd onbenut was gelaten.

Het duurde tot 1 juli 1978 tot overgegaan werd tot vrije banken, een mogelijkheid die ook in 1920 al was geopperd maar toen was weggestemd. Het rode lampje boven de preekstoel, dat drie minuten voor aanvang van de dienst aanging als teken dat vanaf dat moment alle plaatsen vrij waren, verdween en het vreemde was, dat, omdat er genoeg plaats was, ieder toch weer op een ‘eigen’ plekje ging zitten!

Voor de duidelijkheid een lijstje van het verloop van de vrijwillige bijdragen door gemeenteleden op het moment van afschaffing van de zitplaatsenverhuur:

1918    f 1494,-

1919    f 1679,-        laatste keer zitplaatsenverhuur

1920    f 2969,-        invoering familiebanken

1921    f 3560,-

1922    f 3445,-

Colofon

By it sluten fan de tsjerkedoar, 2020

© Tekst: Erthee © Foto voorblad: RT
Lees meer

Gerelateerde informatie


VenstersFoto’s