Dorpscanon van St.-Jacobiparochie


Dorpscanon van St.-Jacobiparochie


Sint Jacobiparochie (Bildts, Fries: Sint Jabik of Sint-Jabik) is een dorp in de gemeente Waadhoeke, in de Nederlandse provincie Friesland.

Het ligt ten noordoosten van Franeker en ten noordwesten van Leeuwarden, tussen Minnertsga en Sint Annaparochie, en niet ver van de Waddenzee. Door het dorpsgebied stromen onder andere de Koude Vaart, Het Kanaal, Kleine Blikvaart en de Blikvaart. Door het dorp zelf loopt de N393. Het dorp is bekend als startplaats van het Jabikspaad, een pelgrimsroute in het noorden van Nederland.

In 2021 telde het dorp 1.765 inwoners. Onder het dorp vallen ook de buurtschappen Oosthoek (grotendeels) en Zwarte Haan. Tot 1991 was het dorp Westhoek een buurtschap die onder Sint Jacobiparochie viel. Tussen Sint Jacobiparochie en Minnertsga ligt de streek Mooie Paal.

Bron: Wikipedia


Omstreeks 1530 worde de eerste kerk fan St.-Jabik boud. ’t Waar ‘n krúskerk met de toren an de westkant en met brandskilderde rútten, skonken deur GS en de pachters fan ‘de Franeker landen’. In 1636 worde d’r op de noordkant ’n nije fleugel anboud en in 1649 een op de súdkant. ’t Orgel folgde in 1652.  In 1695 kwam d’r ’n nije toren met spits (ôfbeeld op de kaart fan de Franeker Bildtlanden fan omstreeks 1700). In de toren kwammen twee klokken te hangen: de klaine klok (út 1614) en de groate klok later in 1754. In 1843 worde deuze kerk ôfbroken om plak te maken foor ‘de Groate Kerk’ fan nou.  Thomas Adrianus Romein, geboren in 1811, stadsarsjitekt fan Luwt en bekind fan o.a. ’t Paleis fan Justisy te Luwt, maakte ’t ontwerp foor de neoklassisistise ‘Groate Kerk’ fan St.-Jabik. In 1843 kon de bou hierfan beginne. De klaine klok út 1614 worde doe foor f 550,-. ferkocht om ’n deel fan de boukosten te dekken. De groate klok worde in 1943 tidens de Tweede Wereldoorlog deur de Dútsers konfiskeerd. In 1952 kwam d’r ’n nije klok. ’n Deel fan ‘t orgel komt nag út de ouwe kerk fan foor 1844, na de nijbou worde dut deur L. van Dam en Zonen út Luwt anpast en útbraid. In de nije klok fan 1952 staat de folgende spreuk fan H.S. Buwalda: Deur St.-Jabuurster gemeenskapssin Is ‘t, dat ik hier kommen bin; Soa’t eerst myn foorganger deed Sil ik tenà loïe bij freugd en bij leed. In 1979 nam Stichting ‘Alde Fryske Tsjerken’ de ‘Groate Kerk’ over, de kerk worde restaureerd en is sont 1980 ’n goed lopend ‘Kultureel Sintrum’. De preekstoel maakte plak foor de bar, maar is te bewonderen in de Museumkerk op Skokland. Sont 2011 is d’r in ’t foorportaal fan de kerk ’n pelgrims- informasysintrum festigd. Hier begint ’t Jabikspâd: ’n pelgrimstocht fan 2700 km. fan St.-Jabik na Santiago de Compostella in Spanje. 

Transportbedrijf M.B.N. was in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw toonaangevend in Friesland. De basis werd gelegd als Dirk Jans Monsma in 1904 als participant toetreedt in een beurtvaartonderneming in St. Jacobiparochie. Het vervoer gebeurde met een houten zeilschip, een zogenaamde snik en bestond waarschijnlijk uit een beurtdienst van St. Jacobiparochie naar Leeuwarden, met incidenteel losse vrachten naar Franeker en Harlingen. Met de aanschaf van het motorbeurtschip “Excelsior” in 1914, aanvankelijk eerst gehuurd in 1913,  werd een reuzenstap gezet in de evolutie van het transport in en rond St. Jacobiparochie. In 1930 werd de latere directeur van M.B.N., Jan Gerrit Monsma, schippersknecht bij zijn oom Dirk en in 1934 werd hij medefirmant van de onderneming waar toen al een tweetal vrachtauto’s in bedrijf waren. Na een moeilijke periode van crisistijd, gevolg door de oorlogsjaren 1940-1945 werd  op 1 juli 1946 Transportbedrijf M.B.N. opgericht. Firmanten werden de participanten van de maatschap Monsma en de Bildt. Dat waren Dirk en Jan Monsma en Dooitzen de Bildt. Ook trad Dirk van Noord tot de maatschap toe. Hij had een eenmansbedrijf aan de Oudebildtdijk. Tevens werden de eenmansbedrijfjes van Jarich en Piet de Vries in de Oosthoek en dat van Tjip Kramer in de Westhoek uitgekocht en werden hun activiteiten overgenomen. Het bedrijf kwam als spoedig tot grote bloei. In 1974 fuseert M.B.N. met Gebr. Althuisius B.V. te Tzummarum, een bedrijf wat later is overgenomen door TDG uit Engeland en weer gekocht is door de Kooiker Group uit Group met als handelsnaam Kooiker Logistiek. Gerrit Monsma heeft een boek  geschreven over de periode 1946-1974. Het boek, met ook prachtige foto’s,  is te leen in de bibliotheek maar is ook als bijlage onder “Documenten” te vinden. In het blad DAF Magazine van 1976 stond een reportage over M.B.N. Ook deze kunt u vinden onder “Documenten”. . 

Jan de Vries (Sint Jacobi Parochie 1886 – Leeuwarden 1960), was handelsagent bij de tram. Dat stond ook op het naambordje van zijn woning in de Molenstraat 35 in Leeuwarden en hij was er erg trots op want handelsagent was meer dan inspecteur, zijn vorige functie bij de tram.  Jan kwam uit het gezin van vader Pieter Geerts de Vries (Hijum 1852), schoenmaker aan de Oude Bildtdijk onder St. Jacob, en moeder Welmoed de Vries Meijer (Franeker 1858). Er werden twee zonen geboren; Geert Pieter (1880) en mijn opa Jan. Zij hadden een pleegdochter in huis IJbeltje.  De twee kinderen, Geert en Jan, waren beide muzikaal, waarschijnlijk erfelijk van hun moeder Welmoed, die tamelijk goed viool speelde, en grootvader harmonica. De beide jongens kregen vioolles van de heer van Wigcheren uit Berlikum en liepen iedere week van de O.B.Dijk naar ‘Belkum’ voor een uurtje les.  Jan zijn broer Geert de Vries was tevens een behoorlijk klarinettist en naar blijkt medeoprichter van het fanfarecorps ‘Aurora’ in St. Jacob, dat bij de oprichting een harmoniecorps moet zijn geweest. Hij speelde in zijn jonge jaren ook dikwijls op bals en partijen; zijn viool en klarinet is bij zijn zoon in de Verenigde Staten. Geert emigreerde in 1916 met Martentje Jager, familie van de Boersma’s uit Wier, naar Ada Norman (Minnesota). 1 Mijn opa Jan de Vries daarentegen zong in een mannenkoor, biljartte en was overtuigd Bellamyaan. Edward Bellamy, een Amerikaans utopist, die het geld als de bron van alle kwaad zag en daarom droegen zijn aanhangers alhier een gehalveerde halve cent als speldje. Hij was een fijn, gevoelig mens met een sterk rechtvaardigheidsbesef, afkerig van iedere vorm van geweld. Dat verklaart ook zijn sympathie voor de Doopsgezinde opvatting van die tijd. Eigenlijk had mijn opa schoolmeester willen worden, maar daarvoor was zijn borstomvang te klein. Overigens werd hij goedgekeurd voor militaire dienst… Jan ontmoette Anna Visser uit Folsgare bij Sneek (1889). Zij kregen drie kinderen op elke standplaats waar Jan werkte; het station van Franeker, Piet, van Sneek, Eduard en van Leeuwarden, Welmoed. Op de tram werden moppen verteld, liedjes gezongen, zoals ’t Dokkumer Lokaaltje of zelfs aangesproken op zijn kleding. Zoals in dit artikeltje uit ’t Kleine Krantje, verteld door mevrouw M. Heeringa v.d. Werf in 1972. 2 Dat het vroeger in het trammetje gemoedelijk toeging bewijst het volgende verhaal van mijn moeder. Op een vroege zondagmorgen waren mijn ouders in Sint Jacobi Parochie in het trammetje gestapt om op familiebezoek te gaan. Toen de tram ergens bij Beetgum gestopt had en weer verder zou gaan, kwam er een man hardlopend aan, gedeeltelijk gekleed, de rest van zijn zondagse kleren over de arm. De tram wachtte en de conducteur schoof de man een eerste klas coupé in met de woorden ‘Meneer, eerst maar even in de kleedkamer’.

De aardappelexport was van buitengewoon grote betekenis voor het Bildt en Friesland. Ondanks de crisis van de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw voerden verschillende firma’s in St. Jacobiparochie belangrijke hoeveelheden aardappelen uit. Wij noemen hier een aantal bedrijven in St. Jacobiparochie die zich daar mee bezig hielden. G. Steensma: de aardappelhandel G. Steensma te St.-Jacobiparochie was een bedrijf, dat zich gespecialiseerd had op het gebied van aardappel-selectie. Deze zaak exporteerde de beste soorten plantaardappelen naar het buitenland, in hoofdzaak naar België en Frankrijk. De sorteer-inrichting van Steensma's bedrijf was van de modernste machine voorzien, waarmee per dag 10 wagons plantaardappelen gereed gemaakt konden worden A.N. Miedema: deze firma was gespecialiseerd in de handel in Plant- en Consumptieaardappelen. D.P. de Groot: ook zij hadden als specialiteit de Friesche plantaardappelen. D. T. Dijkstra: door deze firma werden speciale aardappelsorteermachines in de handel gebracht, welke voor aardappelbedrijven haar waarde hadden. De Friesche Plantaardappel-Exporthandel N.V. te St. -Jacobiparochie was één van de grootste, zo niet de grootste, particuliere exporteurs van het land. Zij beschikte over een vorstvrije aardappelloods van 2600 m2. Over geheel Europa en daarbuiten werden de poot- en consumptieaardappelen verzonden. Pieter Dirks Dijkstra exporteerde de eerste aardappelen in 1908. In 1910 ging hij samenwerken met de gebroeders J.G. en B.G. Miedema en de handel werd gedreven onder de naam “Dijkstra & Gebr. Miedema”. In 1932 werd De Friesche Plantaardappel-Exporthandel N.V opgericht, ter voortzetting van de firma. Dit bedrijf heeft veel moeite gedaan voor het vinden van een afzetgebieden in het buitenland en zij hebben op dat gebied veel pionierswerk verricht. Het bedrijf omvatte de export van poot- en consumptieaardappelen; de poters waren wel het belangrijkste artikel. De eerste zendingen Friesche poters, die naar België, Frankrijk, Italië en Algiers plaats vonden, werden door de Exporthandel N.V. te St. -Jacobiparochie verzorgd, hetgeen bewijst dat dit bedrijf eerst relaties met afnemers in genoemde landen had aangeknoopt. De eerstgenoemde drie landen, met inbegrip van Duitsland, waren de grootste afnemers van dit bedrijf. Het bedrijf bezat een centrale sorteer-inrichting. Verder beschikte het bedrijf over een eigen spooremplacement waardoor het in staat was de wagons in het magazijn te laden. In 1959 overleed de heer P.D. Dijkstra, directielid van de “Friesche Plantaardappel Exporthandel N.V.” te St. Jacobiparochie. De vakbladen spraken met veel waardering en groot respect over zijn werkkracht, het doorzicht en de initiatieven. In 1954 had dhr. Dijkstra op verzoek van de redactie van de “Nederlandse Federatie voor de Handel in Pootaardappelen” te Den Haag een uitvoerig artikel geschreven over zijn ervaringen betreffende de afzet van plant- en consumptieaardappelen. Helaas is hij niet meer toegekomen om de laatste episode te beschrijven. Dat is erg jammer, maar dit artikel was van bijzonder belang en de redactie van benoemd maandblad was erg ingenomen met deze belangrijke en interessante memoires. Het volledige artikel is in een 13-delige serie, met als titel “47 jaar aardappelexport”, in de Bildtse Post geplaatst. Bij ieder hoofdstuk een introductie en aanvullingen van wijlen Hotse Sytses Buwalda. In het artikel wordt de periode van Dijkstra (1907-1954) beschreven. Nadat de heer Dijkstra is overleden is het bedrijf doorgegaan. Daar kwam in 1968 een einde aan. “Friesche Plant” stopte plotseling de betalingen. Het bedrijf had hoge schulden, vooral bij de Drentse boeren. Oorzaak zou zijn geweest de sterk dalende aardappelprijzen. Het bedrijf werd surséance van betaling verleend. De schulden waren opgelopen tot 2,5 miljoen gulden. In augustus 1968 werd de crediteurenvergadering inzake het faillissement gehouden. De uitkering aan de crediteuren was vastgesteld op 6 % van de vordering, eventueel nog te verhogen met 4 %. Inmiddels was de loods met bijbehorend woonhuis verkocht. De loods heeft f 100.000, -- opgebracht, het woonhuis f 50.000, -- En daarmee is er een einde gekomen aan de geschiedenis van Dijkstra & Gebr. Miedema en de Friesche Plant Exporthandel N.V. Onder de knop “Documenten” vindt u het volledige artikel uit de Bildtse Post, en ook de krantenartikelen. Klik op het document om het te openen.

Het is nu niet meer voor te stellen dat het buurtschap Zwarte Haan aan de Waddenzee, onder St. Jacobiparochie, ooit een centrale rol speelde bij de veerdiensten naar Ameland.  Staande op de zeedijk en mijmerend over dat verleden speur je onwillekeurig naar restanten van de ooit druk bezochte veerhaven. Druk bezocht?  Zeker, al in de 18e en 19e eeuw was er sprake van veerdiensten. Het waren o.a. de schippers Kuiken en Van der Zee die adverteerden met overvaarten naar Ameland en Terschelling.   In die tijd werd er geregeld gevaren voor het vervoer van vee en de handelaren mee te nemen naar de veemarkten op de eilanden. Maar ook werd er gevaren met passagiers voor plezierreisjes en bezoeken aan openbare verkopingen van aangespoeld goederen. In de jaren 1932-1948 voerden de ondernemers Olivier en Van der Geest een veerdienst uit tussen Ameland en Zwarte Haan. De ondernemers, en tevens zwagers, Anne Olivier en Epke van der Geest begonnen op 15 mei 1930 een geregelde veerdienst Nes-Holwerd. De aanleiding daarvoor waren de hoge prijzen die de Rijksveerdienst, geëxploiteerd door de firma Wagenborg, in rekening bracht. De dienst werd een succes en daardoor een geduchte concurrent van de Rijksveerdienst met als gevolg dat die zich beklaagden bij de minister omdat zij van mening was dat zij het monopolie had op het vervoer vanaf de steiger te Holwerd.  Dat leidde tot een rechtszaak tegen Olivier omdat hij ‘>zonder vergunning aanmeerde op de steiger te Holwerd’.  De kantonrechter in Dokkum sprak hem vrij maar in hoger beroep werd hij schuldig verklaard maar zonder oplegging van straf. De Rijksveerdienst kreeg op 28 mei 1932 het monopolie van vervoer van Holwerd naar Ameland. Vervolgens werd de veerdam Holwerd afgesloten voor ‘>alle personen en alle vrachtgoederen, welke niet met de Rijksveerdienst zijn of worden vervoerd’.  Daarop besluiten Olivier en Van der Geest op woensdag 29 juni 1932 om ‘>reeds hedenavond een dagelijksche dienst te openen tusschen Zwarte Haan en Nes (Ameland). Eerst voor goederenvervoer maar in de toekomt ook voor personen’. Hun schip de Friesland arriveert op 30 juni 1932 met goederen en twee passagiers te Zwarte Haan. Dat de dienst een succes was bewijst het bericht in de Leeuwarder Courant van 11 juli 1932: ‘>zaterdag begaven zich ruim honderd passagiers met deze dienst naar het eiland’. Dan nemen Olivier en Van der Geest het besluit om een grotere motorboot erbij te huren en te exploiteren. Het succes trekt ook de aandacht van andere ondernemers maar die kregen geen “voet aan de wal”. Tijdens een bezoek van de minister van Waterstaat, Mr. Reymer, aan Ameland wordt er gesteld ‘>geen bezwaar tegen voortzetting van dit veer …aanbevolen om een verzoek in te dienen om de aanlegsteiger te Zwarte Haan te verbeteren’. Wellicht dat hierna besloten is om de nieuwe aanlegsteiger op Zwarte Haan te bouwen. Tot de oorlogsjaren werd er op Zwarte Haan gevaren. Tijdens de oorlogsjaren werd de veerdienst naar Zwarte Haan  door de Duitsers verboden. Zelf maakten de Duitsers er af en toe wel gebruik van. Pas in 1947 vinden er weer een paar veerdiensten plaats. Als gevolg van afsluiting van de Zuiderzee door de Afsluitdijk en daardoor veranderende vaargeulen door aan-/dichtslibbing, was het steeds moeilijker en later onmogelijk om met de veerboten Zwarte Haan te bereiken. Volgens een tweetal bronnen zou de laatste dienst uitgevoerd zijn op 30 juli 1947. In de laatste dienstregeling werd echter ook nog 31 juli genoemd. Maar ook in juni 1948 werd er nog geadverteerd voor een reis op 6 juni en op 4 en 5 juli. Het is aannemelijk dat dit de laatste reizen zijn geweest. De schepen: Olivier en Van der Geest hebben één veerboot in eigendom gehad en dat was de "Friesland".  Dat was eigenlijk een vrachtschip van 19,21 meter lang en 4,07 meter breed met een waterverplaatsing van 50 ton. Het schip was gebouwd in 1930. Wegens de grote toestroom van passagiers werden er in de zomerseizoenen schepen bij gehuurd.  In de eerste twee jaren was dat het schip met de naam Willi (vaak ook geschreven als Willy). Een motorschip, gebouwd in 1928, van 22,3 meter lang en 5,27 meter breed en een waterverplaatsing van 109 ton. Het hele verhaal en onderzoekrapport zijn als PDF-bijlagen hier in te zien. Ook zal het als boekwerkje te lenen zijn in de Bibliotheek.

Deze beeldbepalende toren is in 1957 ontworpen door Jhr. Ir. A.P. Wesselman uit Helmond. N.V. Nederlandse Aannemingsmaatschappij, voorheen F. Boersma te Den Haag, kreeg opdracht om twee nagenoeg gelijke torens te bouwen. Ook St. Jabuursters konden hier aan meewerken. In Nes/Akkrum staat precies zo’n toren.   Aan de bovenkant van de ongeveer 41 meter hoge toren bevindt zich een betonnen waterreservoir met een inhoud van 515 m3. Watertorens zijn gemaakt voor de opslag van water en om de waterdruk te regelen. Daarnaast kon een plotselinge drukverhoging in de waterleiding (waterslag) opgevangen worden door de dempende werking van het waterreservoir in de toren. In 1978 werd er een negenentwintig kilometer lange waterleiding gelegd, waarvan zeventien kilometer door de Waddenzee,  van St. Jacobiparochie naar Lies op  Terschelling. Hierdoor kon een piek in het watergebruik aldaar, vooral tijdens de zomerperiode, worden opgevangen. Door de ontwikkeling van moderne technieken wordt de functie van een watertoren steeds vaker overbodig en worden steeds meer torens uit gebruik genomen. Zo ook die van St. Jacobiparochie door een nieuw pompstation in Franeker. Een aantal jaren bleef de watertoren ongebruikt staan. Moest hij worden afgebroken of kwam er een tweede leven voor de toren? In februari 2021 kwam te watertoren te koop. Plaatselijk Belang werd gebeld door belangstellenden. De Gemeente schreef een prijsvraag uit in het kader van de “Erfgoed Deal Waddenkust Kleigoedroute”. Tot groot genoegen van de St. Jabuursters en Plaatselijk belang werd de watertoren verkocht. De nieuwe eigenaar is de fam. Kolkman van Stal Hermes uit St. Jacobiparochie. De familie Kolkman heeft het plan gemaakt (samen met architect H. Hoff uit Minnertsga) om de Watertoren te verbouwen tot een B & B met vijf kamers, waarvan twee suites in het voormalige waterreservoir en drie in een nog te bouwen “zwevende” ring om de voet van de toren. Er komt ook een glazen lift in die o.a. naar het voor publiek toegankelijke dak gaat om vanaf daar te kunnen genieten van een spectaculair uitzicht. Met de lift een “makkie”, maar voor de liefhebbers is er ook een mogelijkheid om de 137 treden te bedwingen. In het waterreservoir komen ramen. Op 40 meter hoogte en met muren van 60 centimeter dik, is dit nog een hele klus. Zo kan er iets moois ontstaan voor ons dorp zodat het zegje “Hij kan niet zonder de watertoren” blijft bestaan. Nog zeker te noemen is dat bij de bouw resten zijn gevonden van pre-historisch dier, een unicum op ’t Bildt. Zie het krantenbericht van zaterdag 30 maart 1957 waarin melding werd gemaakt dat de maandag daarop deskundigen naar St. Jacob zouden komen. De maandag daarop….jaja…meer zeggen we niet. Gegevens Watertoren Gebouwd in 1957 Architect: A.P. Wesselman Hoogte 41,14 meter Waterreservoir 515 m3 Aantal treden: 137